Als gemeentelijke overheid ben je verantwoordelijk voor de burgers, zowel in ruimtelijk als in sociaal opzicht. Dat beide beleidsterreinen integraal met elkaar verbonden moeten worden, zal iedereen beamen. 

De ervaren eenzaamheid was groot

Een aantal jaren geleden was ik op bezoek in seniorenflat van een grote landelijke woningbouwcorporatie. Daar zaten veel hoogbejaarde mensen goed verzorgd, gewassen en gekleed achter de geraniums. De ervaren eenzaamheid was groot en ze kwamen nauwelijks buiten. Het plein waar het gebouw stond, werd namelijk grondig gerenoveerd. Dat betekende een niet-toegankelijk gebouw door het vele hak- en breekwerk aan wegdek, trottoirs en gebouwen. Er werd nieuwe riolering aangebracht en de hele verbouwing duurde bij elkaar zo’n anderhalf jaar.

Jeu de boules-baan

Aan datzelfde plein lag een basisschool pal naast de flat. Desgevraagd hadden de beide buren nauwelijks contact met elkaar: de school had het plein met speeltoestellen, de ouderen een jeu de boules-baan met als toegangsmogelijkheid een kiezelpad. Dat kiezelpad was niet te betreden door iemand met een rollator, maar voor kinderen had het baantje een geweldige aantrekkingskracht. Het was alleen niet voor hen bedoeld! De teamleider ‘verzorging’ is kennis gaan maken met de directeur van de school en samen bedachten ze een aantal leuke activiteiten voor de ouderen en de kinderen. Door het contact leefden mensen in huis op en kinderen leerden lessen over afstanden lopend afleggen, de Tweede Wereldoorlog en andere thema’s die thuis niet aan de orde kwamen.

Overbruggingsmogelijkheid

Nog beter was het geweest als de afdeling Ruimtelijke Ordening, de afdeling Ruimtelijk Beheer en de afdeling Maatschappelijke Ondersteuning van de gemeente samen hadden nagedacht voordat de renovatie begon over een overbruggingsmogelijkheid (letterlijk en/of figuurlijk) voor deze mensen. Een dergelijke renovatie kan ook worden uitgevoerd zonder een gebouw zo te isoleren dat mensen met een handicap er niet in en uit kunnen. Dat integrale denken is dus nog lang niet vanzelfsprekend!

– Anneke Ros

.