Wat willen we écht voor onze scholen?

Het spanningsveld tussen bezuinigen en onderwijsvernieuwing

De afgelopen jaren is er veel te doen geweest over het Nederlandse onderwijs. Het recente regeerprogramma zet in op bezuinigingen, wat ingrijpende gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs. Aan de andere kant pleit de Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs (TOO) voor een radicale herziening van het onderwijssysteem waarbij de ontwikkeling van leerlingen centraal staat. Deze twee doelstellingen lijken mijlenver uit elkaar te liggen. In deze blog zetten we de belangrijkste punten naast elkaar om te onderzoeken welke impact de voorgestelde bezuinigingen hebben op het onderwijs, en hoe deze zich verhouden tot de wensen van de Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs.

De geplande bezuinigingen

Het regeerprogramma omvat een aantal substantiële bezuinigingen binnen het onderwijs. Een van de opvallendste maatregelen is de afschaffing van de subsidie voor de Maatschappelijke Diensttijd (MDT), een programma dat jongeren de mogelijkheid bood om in samenwerking met scholen, bedrijven en maatschappelijke organisaties werkervaring op te doen. Dit programma om jongeren maatschappelijk te betrekken en hen te laten groeien buiten de schoolbanken om, heeft zijn waarde bewezen. Toch valt het ten prooi aan de bezuinigingsdrang, wat een verlies betekent voor de praktijkervaring en persoonlijke ontwikkeling van jongeren.

Daarnaast wordt de subsidieregeling beëindigd voor de brede brugklassen, die tot doel had leerlingen met verschillende basisschooladviezen samen te brengen in heterogene klassen. Dit idee sloot aan bij de gedachte dat leerlingen zich kunnen ontwikkelen door samenwerking en diversiteit in het klaslokaal. Echter, met het wegvallen van deze regeling zullen scholen minder gestimuleerd worden om deze klasindelingen in stand te houden, wat mogelijk segregatie en ongelijkheid in het onderwijs versterkt.

Een andere belangrijke maatregel is de beperking van het programma ‘School en omgeving’, met een bezuiniging van €155 miljoen vanaf 2026. Dit programma richt zich op scholen in achterstandsgebieden en ondersteunt hen met extra middelen om onderwijsachterstanden in te lopen. Door deze bezuiniging kunnen juist de meest kwetsbare scholen minder steun verwachten, wat negatieve gevolgen kan hebben voor leerlingen die deze ondersteuning hard nodig hebben.

Tot slot wil de regering het aantal internationale studenten verminderen om kosten te besparen. Dit besluit, hoewel financieel begrijpelijk, kan de diversiteit en kwaliteit van het hoger onderwijs aantasten. De aanwezigheid van internationale studenten draagt immers bij aan de uitwisseling van kennis, culturen en perspectieven, wat van grote waarde is voor de Nederlandse kennis- en innovatiesector.

De visie van TOO: een onderwijssysteem gericht op ontwikkeling

Terwijl de regering zich richt op bezuinigingen en efficiëntie, pleit de Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs juist voor een fundamentele hervorming van het onderwijs. Het huidige leerstofjaarklassensysteem, waarin leerlingen worden ingedeeld op basis van leeftijd en uniforme lesstof krijgen voorgeschoteld, wordt door TOO gezien als een belemmering voor de ontwikkeling van kinderen. Volgens TOO sluit het huidige systeem niet aan bij de behoeften van leerlingen die in hun eigen tempo en op hun eigen niveau willen leren. Dit systeem zorgt ervoor dat veel kinderen vastlopen, wat leidt tot problemen zoals leer- en gedragsproblemen, motivatieverlies en schooluitval.

TOO beargumenteert dat het leerstofjaarklassensysteem niet voldoet aan de Wet op het primair onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs 2020, waarin staat dat onderwijs afgestemd moet zijn op de ontwikkeling van het kind. In het huidige systeem kunnen veel leerlingen zich niet ononderbroken ontwikkelen, wat indruist tegen zowel nationale wetgeving als internationale verdragen die stellen dat ieder kind recht heeft op onderwijs dat bijdraagt aan de volledige ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en capaciteiten.

TOO stelt daarom voor om het huidige systeem volledig te vervangen door een onderwijsmodel dat uitgaat van de individuele ontwikkeling van kinderen. Hierbij zouden kinderen in hun eigen tempo en op hun eigen niveau kunnen leren, wat volgens de Taskforce niet alleen positieve effecten heeft op het welzijn en de prestaties van leerlingen, maar ook de vraag naar jeugdzorg en andere hulpverlening zou verminderen. Door onderwijs te richten op de ontwikkeling van elk kind, wordt de kans groter dat leerlingen gemotiveerd blijven en zich optimaal ontwikkelen, wat op de lange termijn leidt tot beter opgeleide, innovatieve en productieve burgers.

Spanningsveld tussen de bezuinigingen en de wensen van TOO

Wanneer we de bezuinigingsplannen van de regering afzetten tegen de visie van de Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs, ontstaat een duidelijk spanningsveld. Waar de regering met name kiest voor efficiëntie en kostenbesparingen, pleit TOO juist voor extra investeringen in een onderwijssysteem dat gericht is op de behoeften van ieder kind. De afschaffing van subsidies voor de programma’s Heterogene brugklassen en School en omgeving staat haaks op de visie van TOO, die inclusiviteit en het wegnemen van verschillen in onderwijskansen centraal stelt.

Ook de bezuinigingen op wetenschappelijk onderzoek en het verminderen van het aantal internationale studenten staan haaks op de toekomstvisie van TOO. De Taskforce benadrukt juist het belang van maatwerk en innovatie in het onderwijs, waarbij onderzoek en internationale kennisuitwisseling cruciale rollen spelen. Door minder te investeren in wetenschappelijke infrastructuur en het beperken van internationale studenten, worden mogelijkheden tot vernieuwing binnen het onderwijs verder ingeperkt.

Samenvattend

De bezuinigingsplannen van de regering zetten de toekomst van het Nederlandse onderwijs onder druk. De nadruk ligt op het verminderen van kosten, waarbij waardevolle programma’s en subsidies worden beëindigd, terwijl de vraag naar maatwerk in het onderwijs alleen maar toeneemt. De Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs biedt een toekomstvisie waarin de ontwikkeling van leerlingen centraal staat, maar deze ambitie lijkt voorlopig buiten het bereik van het huidige regeringsbeleid te liggen.

Als Nederland écht wil investeren in de ontwikkeling van zijn burgers en een innovatieve, welvarende samenleving wil creëren, zou het onderwijsbeleid gericht moeten zijn op de lange termijn. Dit betekent niet alleen financiële steun voor kwetsbare scholen en leerlingen, maar ook de bereidheid om het onderwijssysteem grondig te hervormen.

Wat betekent dit nu voor scholen en onderwijsinstellingen?

De bezuinigingen in het onderwijs zetten scholen en onderwijsinstellingen voor moeilijke keuzes. Ze moeten zich aanpassen aan een realiteit waarin minder financiële middelen beschikbaar zijn, terwijl de uitdagingen binnen het onderwijs alleen maar toenemen. Voor veel scholen betekent dit dat ze kritisch moeten nadenken over waar ze hun schaarse middelen aan besteden en welke prioriteiten zij stellen. De keuzes die zij nu maken, zullen niet alleen invloed hebben op hun organisatie, maar ook op de ontwikkeling van hun leerlingen.

  • Prioriteren van inclusiviteit en gelijke kansen
    Door de beëindiging van de subsidieregelingen voor de Heterogene brugklassen en de inkrimping van het programma School en omgeving, staan scholen voor de uitdaging om zonder deze financiële steun inclusiviteit te waarborgen. Ze zullen creatieve manieren moeten vinden om leerlingen met verschillende achtergronden en niveaus te ondersteunen en segregatie tegen te gaan. Dit kan bijvoorbeeld door interne budgetten te herverdelen, samen te werken met maatschappelijke organisaties of door te innoveren in lesmethoden die aansluiten bij leerlingen met uiteenlopende behoeften.
  • Focus op maatwerk en gepersonaliseerd leren
    De visie van TOO stelt dat het huidige onderwijs te veel vastzit in het leerstofjaarklassensysteem, wat de ontwikkeling van veel leerlingen belemmert. Scholen die deze uitdaging willen aangaan, zullen moeten investeren in maatwerk en gepersonaliseerd leren. Dit kan bijvoorbeeld door technologie in te zetten om leerlingen op hun eigen tempo en niveau te laten leren of door leerkrachten te trainen in het differentiëren binnen de klas. Hoewel de middelen beperkt zijn, kan innovatie op dit vlak een verschil maken, en scholen die hier proactief mee omgaan, kunnen in de toekomst betere resultaten verwachten.
  • Versterken van de positie van docenten
    De bezuinigingen raken niet alleen de leerlingen, maar ook de docenten die al te maken hebben met hoge werkdruk en grote klassen. Scholen zullen moeten nadenken over hoe zij hun docenten kunnen ondersteunen en professionaliseren, ondanks de beperkte middelen. Dit kan betekenen dat scholen moeten kiezen voor efficiëntere samenwerkingen tussen docenten, bijvoorbeeld door leerteams te vormen of te investeren in nascholing rond gepersonaliseerd onderwijs. Het versterken van de rol van docenten is cruciaal om de gewenste veranderingen door te voeren en het onderwijsaanbod te verbeteren.
  • Samenwerken met externe partners
    Omdat scholen minder financiële steun van de overheid kunnen verwachten, wordt het belangrijker om samenwerkingen aan te gaan met externe partijen zoals lokale overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Dergelijke samenwerkingen kunnen scholen helpen om innovatieve oplossingen te vinden voor hun onderwijsuitdagingen en om de nodige middelen aan te trekken voor bijvoorbeeld nieuwe programma’s, technologie of ondersteuning voor kwetsbare leerlingen. Partnerschappen kunnen zo een belangrijke buffer vormen tegen de effecten van de bezuinigingen.
  • Investeren in onderzoek en innovatie
    Ondanks de bezuinigingen op wetenschappelijk onderzoek, zullen onderwijsinstellingen moeten blijven inzetten op innovatie om toekomstbestendig te zijn. Dit betekent dat scholen ruimte moeten blijven maken voor experimenten en pilots op het gebied van onderwijsvernieuwing, bijvoorbeeld op het vlak van digitaal leren, sociaal-emotionele ontwikkeling of flexibele leerroutes. Instellingen die hier proactief in investeren, kunnen wellicht gebruikmaken van kleinere subsidies of samenwerkingen om hun innovatieve ideeën te testen en in de praktijk te brengen.

Keuzes voor de lange termijn

Scholen en onderwijsinstellingen staan nu voor de keuze: gaan ze mee met de stroom van bezuinigingen en proberen ze zoveel mogelijk te behouden van wat er nu is, of grijpen ze deze crisis aan als een kans voor radicale vernieuwing? Het is duidelijk dat de overheid de komende jaren minder financiële middelen beschikbaar stelt, maar dit kan juist ook een prikkel zijn voor scholen om verder te kijken dan de traditionele structuren en systemen.

De visie van de Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs biedt hierbij een belangrijk kader. Scholen die de overstap willen maken naar een ontwikkelingsgericht onderwijsmodel zullen moeten investeren in maatwerk en in de persoonlijke ontwikkeling van hun leerlingen, ondanks de beperkte middelen. Dit vereist moedige keuzes: soms kan dit betekenen dat scholen afscheid moeten nemen van verouderde werkwijzen of dat zij bestaande middelen op een nieuwe manier inzetten om gepersonaliseerd onderwijs mogelijk te maken.

Conclusie: wijsheid en durf zijn nodig

De bezuinigingsplannen van de regering en de hervormingsplannen van TOO stellen scholen voor een uitdaging. Hoewel de financiële ruimte krap is, kunnen onderwijsinstellingen deze tijd benutten om hun visie op onderwijs te vernieuwen en zich te richten op de langetermijnontwikkeling van leerlingen. De keuzes die scholen nu maken, kunnen bepalen of zij hun leerlingen in staat stellen om in hun eigen tempo te groeien of dat zij blijven vastzitten in een systeem dat niet langer voldoet aan de behoeften van deze tijd. Dit vergt niet alleen wijsheid, maar ook durf om in te spelen op de kansen die er nog wél zijn.

Pieter Corée

 

 

Deel dit artikel via:
Lees meer over:

Gerelateerde artikelen