Een echte leider, hoe ziet die er uit? Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ‘Dé echte leider bestaat niet’, net zo goed als dé echte Nederlander niet bestaat, zoals koningin Máxima al eens opmerkte. Over leiderschap zijn boeken vol geschreven en haast dagelijks verschijnen er nieuwe boeken met soms nieuwe, maar vaker opgepoetste oudere ideeën rondom leiderschap. Op zich is er niets mis mee om die verschillende visies over leiderschap tot je te nemen. Soms gaan auteurs echter zover dat ze denken dat zij het ware licht hebben gezien, dat al het oude aan de kant kan worden geschoven, want hun idee is toch wel zo uniek, daar kun je niet omheen.

In mijn recente onderzoek naar leiderschap bij zelfsturing heb ik vele theorieën tot mij genomen: recente literatuur, maar ook de wat ‘belegen’. Een rode draad is wel dat iedere situatie vraagt om een eigen leiderschap en dat het belangrijk is dat een leider in onderscheiden omstandigheden de rol moet kunnen spelen die daarbij past.

Het is evident dat je niet met elkaar in een groepje gaat zitten navelstaren en discussiëren over welke nooduitgang je gaat pakken, als je tent ‘in de hens’ staat. In zo’n geval wordt al snel het gezag van de brandweerman geaccepteerd die hierin – directief – de richting wijst. Het is dan niet zozeer de macht van deze brandweerman, maar juist het gezag waardoor naar hem geluisterd wordt. Hij is degene op wie men vertrouwt. Ook bij vormen van zelfsturing gaat het om vertrouwen, onderling vertrouwen tussen de teamleden, vertrouwen van het team in de leiding én vertrouwen van de leiding in het team.

Durft de bestuurder het stuur uit handen te geven? En is dat wenselijk? In alle omstandigheden? En, voelt het team er zich wel goed bij om zelf verantwoordelijk te zijn? Of is men bang dat de directie als het er op aankomt, toch nog een ruk aan het stuur geeft? Op mijn vraag aan de deelnemers wat bestuurder niet moeten doen bij zelfsturing kwam nogal stellig naar voren: “Een bestuurder moet vooral niet gaan sturen”. Maar wat moet de bestuurder dan wel?

Van een bestuurder wordt verwacht dat hij hét boegbeeld van de organisatie is. Degene op wie men trots kan zijn, degene door wie men zich vertegenwoordigd weet. Nu lijkt dat woord ‘boegbeeld’ wel heel wat, maar als je het goed beschouwd heeft een boegbeeld helemaal niet zo’n actieve rol als het er op aankomt. Het is in ieder geval iets totaal anders dan een kapitein, die van bovenaf alles bestuurd. De Vikingen plaatsten vroeger een boegbeeld op hun schip om het te beschermen tegen de aanvallen van boosaardige monsters. Vanuit die optiek kan een boegbeeld ook gezien worden als ‘hitteschild’ dat de organisatie beschermd tegen allerlei aanvallen van buiten in de vorm van allerlei, soms overbodige, wet- en regelgeving, politiek geharrewar of wat dan ook. De bestuurder moet er voor zorgen dat de mensen gewoon hun werk kunnen doen, hun eigen kennis en kunde optimaal kunnen inzetten en zo kunnen instaan voor een adequate dienstverlening aan de cliënt.

Als bestuurders zich zo opstellen, er voor zorgen dat allerlei overbodige administratie en ander tijdverspillend gedoe bij de medewerkers wordt weggehaald en zorgt voor de goede randvoorwaarden, dan hoeft de bestuurder helemaal niet meer te sturen, want dat doen de medewerkers zelf wel. Samen met de cliënt.

– Klaas Pool

.