Het Nederlandse polderlandschap vertoont de laatste tijd de nodige barsten en scheuren. Daar waar Nederland in de jaren tachtig geprezen werd om haar poldermodel, waar werkgevers, werknemers en overheid met elkaar tot consensus kwamen, worden nu de messen geslepen.

Stokers op de elektrische trein

De vakbonden merken dat hun invloed de laatste decennia enorm is gemarginaliseerd. Slechts 20% van de werknemers is nu nog lid van een vakbond. Door de flexibilisering van de arbeid wordt de zeggingskracht van de vakbonden nog verder uitgehold. Niet voor niets schreeuwen vakbondsbestuurders in arren moede dat de overheid de flexibilisering van de arbeid moet afremmen. Hun ‘marktmodel’ zit duidelijk aan het eind van de levenscyclus. In plaats van zich te gaan beraden over een nieuwe invulling proberen de bonden ‘de stokers op de elektrische trein’ te behouden.

Stakingswapen

Laat duidelijk zijn: de vakbonden zijn ontzettend belangrijk geweest voor eerlijke beloningen en goede arbeidsomstandigheden. De misstanden die zich voordeden, vooral binnen het fabriekswerk, werden aan de kaak gesteld. Er werd dan terecht gegrepen naar het stakingswapen, om werkgevers die over de rug van de arbeiders er beter van wilden worden, op de knieën te krijgen.

De tijden zijn inmiddels veranderd. Behoudens enkele specifieke beroepsgroepen lopen er nog maar weinig mensen warm om lid te worden van de vakbond. Het geeft te denken dat vakbonden, ondanks dat, nog zo’n prominente rol spelen bij de totstandkoming van een sociaal plan. Het zou beter zijn om de onderhandelingen over een sociaal plan geheel over te laten aan de ondernemingsraad, waar nodig ondersteund door externe expertise. Zij is immers veel beter op de hoogte van de feitelijke omstandigheden.

Oude tijden herleven niet

De vraag is welke rol de vakbonden in de toekomst nog wel kunnen spelen. Een vraag die lastig is te beantwoorden. Het zou in ieder geval goed zijn om eens heel goed na te denken: waarvoor zijn we ook al weer op deze wereld? Waar hebben we de boot gemist? Hoe zorgen we voor een paradigm shift?

Het betekent in ieder geval dat men inziet dat oude tijden niet herleven. Het betekent ook dat men zich realiseert dat een groot deel van de werkenden prima voor zichzelf kan opkomen, en dat ook wil. Het betekent dat men inziet dat de flexibilisering van arbeid een feit is en dat het geen zin heeft hier tegen te vechten.

Bied toegevoegde waarde

Als men zich meer gaat richten op het creëren en faciliteren van werkgelegenheid en onderscheid durft te gaan maken tussen baangarantie en werkgarantie. Dat men werkenden durft aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om bij te blijven in hun ‘vak’, werkgevers aan te spreken om ook hierin hun verantwoordelijkheid te nemen door dit te stimuleren en te faciliteren en dat men zich weer bewust wordt van de noodzaak om echt ‘toegevoegde waarde’ te bieden.

Het einde van de vakbonden? Dat hoeft niet, als het maar weer echte ‘vak’-bonden worden.

– Klaas Pool
Directeur Pool Management & Organisatie